Complexiteit |
a. Behandelt concrete, steeds terugkerende routineproblemen.
|
a. Behandelt concrete, gelijkaardige problemen en vragen binnen
een duidelijk afgelijnd takenpakket.
|
a. Behandelt minder concrete en regelmatig wisselende problemen
en vragen binnen een afgelijnde opdracht.
|
a. Behandelt concrete en abstracte problemen en vragen binnen
een ruim gestelde doelstelling.
|
Probleemoplossing |
b. Routinematige probleembehandeling: lost problemen op door
gebruik te maken van strikte instructies en regels.
|
b. Vergelijkende probleembehandeling: lost problemen op a.d.h.v.
uitvoerende voorschriften en maakt keuzes uit gekende reeds
gehanteerde oplossingsaanpak.
|
b. Interpolerende probleembehandeling: behandelt problemen
vanuit de beheersing van een vakgebied en op grond van door
ervaring verkregen inzichten.
|
b. Afwegende probleembehandeling: behandelt problemen d.m.v. het
analyseren, interpreteren van situaties en het ontwikkelen (binnen
gestelde normen) van oplossingen
|
Impact van fouten |
c. Fouten in de taakvervulling verstoren beperkt de
werkprocessen van anderen (intern).
|
c. Fouten worden niet onmiddellijk bemerkt en kunnen leiden tot
beperkt tijdsverlies, geldverlies of imagoverlies (extern).
|
c. Fouten hebben duidelijke consequenties op vlak van tijds-,
geld- en/of imagoverlies.
|
c. Foutieve beslissingen en adviezen kunnen leiden tot
aanzienlijk tijds-, geld- en/of imagoverlies.
|
Bijdrage |
d. De bijdrage zit hem in het werkverlichtend karakter van de
functie t.b.v. andere werknemers.
|
d. De bijdrage van de functie is te situeren in het voorbereiden
van werkzaamheden en het partieel realiseren van een
resultaatsgebied.
|
d. De toegevoegde waarde van de functie situeert zich in de
interne en (beperkt) externe klanttevredenheid dank zij het op
kwalitatieve en creatieve wijze afhandelen van opdrachten.
|
d. De toegevoegde waarde van de functie situeert zich op het
nemen van beslissingen of verstrekken van adviezen (intern/extern)
die op langere termijn een positief effect hebben.
|
Autonomie |
e. Taken zijn duidelijk gesteld. Er is geen tot weinig vrijheid
inzake de wijze van uitvoering.
|
e. Opdrachten zijn duidelijk gesteld. Maakt keuzes binnen
duidelijke normen.
|
e. Doelstellingen zijn duidelijk gesteld. Neemt op creatieve
wijze beslissingen binnen een duidelijk kader.
|
e. Doelstellingen zijn mede voorbereid en vastgesteld. Neemt
innoverende beslissingen binnen een ruim kader (budget).
|
Werkindeling |
f. Voert de taken uit overeenkomstig de opgedragen
werkprocedure.
|
f. Voert opdrachten uit in de aangegeven volgorde. Kan per
opdracht de taakvolgorde bepalen. Bepaalt zelf de volgorde van de
uitvoering van de taken binnen de opgegeven tijdslimiet.
|
f. Bepaalt mede de werkprioriteiten in overleg met de chef.
|
f. Bepaalt, in functie van de opgedragen doelstelling, naast de
eigen werkprioriteiten ook deze van andere werknemers.
|
Toezicht |
g. De werkzaamheden worden door een chef gecontroleerd en
beoordeeld op basis van vooraf gedefinieerde taakelementen.
|
g. Controle van de eigen werkzaamheden is ingebouwd in de
werkprocedures. Wordt gecontroleerd en beoordeeld op basis van
tussenresultaten.
|
g. Controle van de eigen werkzaamheden is ingebouwd in de
werkprocedures. Wordt gecontroleerd en beoordeeld op basis van het
eindresultaat van de opdracht
|
g. Wordt voornamelijk gecontroleerd en beoordeeld op grond van
de realisatie van vooraf gestelde doelstellingen.
|
Kennis |
h. Bezit praktische basiskennis m.b.t. een beperkt aantal de toe
te passen procedures en technieken.
Ervaringskennis.
|
h. Bezit praktische kennis m.b.t. de diverse toe te passen
procedures en technieken.
Geschoolde en ervaringskennis.
|
h. Bezit praktische en theoretische kennis m.b.t. het eigen
vakgebied. Moet inzicht hebben inzake de raakvlakken met andere
disciplines.
Vaktechnische kennis.
|
h. Bezit grondige praktische en theoretische kennis van het
eigen vakgebied en van de aanverwante vakgebieden.
Specialistische of multidisciplinaire professionele
kennis.
|
Opleiding |
i. Er is geen specifieke vakopleiding vereist. Opleiding in de
reële bedrijfssituatie volstaat.
|
i. Een specifieke beroepsscholing is noodzakelijk. Via ervaring
wordt de bedrijfsspecifieke kennis opgebouwd.
|
i. Een specifieke technische opleiding is vereist. Periodieke
bijscholing in de veranderende wetgevingen en/of technologieën is
noodzakelijk.
|
i. Gespecialiseerde disciplinaire voortgezette hogere opleiding.
Constante bijkomende vorming en zelfstudie is noodzakelijk
|
Informatieoverdracht |
j. Signaleert voornamelijk concrete vaststellingen en problemen
aan collegae en chef.
|
j. Informeert betrokkenen en belanghebbenden inzake de stand van
zaken en eventuele problemen.
|
j. Informeert en overlegt met betrokkenen en belanghebbenden
inzake stand van zaken en eventuele (concrete) problemen. Tracht
via luisteren en informatieverstrekking tot een gezamenlijke
zienswijze te komen.
|
j. Informeert, overlegt en onderhandelt met contactpersonen met
het oog op het veranderen van opinies. Moet ingewikkelde en vaak
abstracte materie verklaren.
|
Contacten |
k. Heeft voornamelijk mondelinge contacten met interne
medewerkers. Contacten met externen blijven oppervlakkig.
|
k. Heeft mondelinge en (routinematig) schriftelijke contacten
met interne en externe contactpersonen.
|
k. Heeft mondelinge en schriftelijke contacten met interne en
externe contactpersonen.
|
k. Heeft diepgaande mondelinge en schriftelijke contacten met
interne en externe contactpersonen.
|
Vreemde talen |
l. Communiceert (mondeling) in de eigen taal. Hanteert in een
vreemde taal standaardzinnen.
|
l. Communiceert (mondeling en schriftelijk) in de eigen taal.
Communiceert in een vreemde taal m.b.v. standaardzinnen.
|
l. Communiceert (mondeling en schriftelijk) in de eigen taal en
een vreemde taal.
|
l. Communiceert (mondeling en schriftelijk) in de eigen taal en
in één of meerdere talen.
|